Vanuit het oosten van Thailand volgen we een verbindingsroute van het oude Khmer rijk Cambodja in. Via een reeks aan tempels/ruïnes leidt die ons naar Angkor Wat.
Bij O’smach, een hele rustige kleine grenspost, komen we Noordwest Cambodja binnen. Eerst moet de KuipWagen uit Thailand geëxporteerd worden. Kwestie van importpapiertje afgeven bij de douane en dan kunnen we zelf door immigratie lopen. Nadat we een visum gekocht hebben aan de Cambodjaanse kant, gaat de import van de auto wat informeler. We krijgen in aan een tafel in de schaduw van een boom advies over de beste route naar onze bestemming, er wordt ons op het hart gedrukt voorzichtig te rijden, en dan mogen we door. Binnen 50 minuten rijden we Cambodja in.
De eerste indruk van de weg is goed. Met Chinees geld wordt er hard aan de weg getimmerd in Cambodja, dus wij zoeven de eerste kilometers over comfortabel asfalt.
Bij ons eerste tempelstop weten we meteen dat we in Cambodja zijn. Banteay Chhmar zou volgens dit bord bij de entree vrij van landmijnen moeten zijn. Maar we wennen ons toch maar aan om alleen op gebaande paden te lopen.
Banteay Chhmar (laat 12e eeuw) was een van de grootste boeddhistische kloosters uit de Angkor periode. Het heeft meer dan 2000 m2 aan reliëfs. Maar op het eerste oog is het vooral een grote ruïne.
Na wat klauteren over de brokstukken (er komt bijna niemand dus er zijn vrijwel geen paden) vinden we op deze torens de ‘visages of Avalakiteshvara’ (sereen kijkende gezichten), waar de tempel bekend om is.
Bij een andere muur vinden we de indrukwekkende reliëfs van veelarmige Avalokiteshvara. Er zijn er nog twee over, de andere zes zijn in 1998 door Thaise plunderaars op een vrachtwagen geladen. De vraag naar originele Angkor kunst is zo groot dat je overal zwaar beschadigde beelden ziet.
Ondanks dat Banteay Chhmar UNESCO World Heritage kwaliteiten heeft komen we een paar kilometer van de grens op een zandpad terecht. Delen zijn hard en goed begaanbaar, maar hier en daar is het rul zand. We komen na een halve dag tussen potholes laveren dan ook enigszins verhit en bestoft terug in de bewoonde wereld (=asfalt) bij Sisophon.
Op weg van Sisophon naar Siem Reap rijden we langs het Ang Trapeng Thmor Reserve. Het ziet er idyllisch uit, maar is door de Rode Khmer met slavenarbeid aangelegd om meer rijst te kunnen produceren.
Ang Trapeng Thmor is een van twee plekken ter wereld waar je de bijna uitgestorven Sarus kraanvogel kan zien, die ook op de reliëfs in Angkor voorkomt. Die kraanvogels hebben we niet wel gezien, wel een aantal andere mooi gekleurde vogels.
Dit paadje was niet echt geschikt voor de KuipWagen, dus maar lopend verder.
De tempels van Angkor liggen verspreid over vele vierkante kilometers. Om een beetje eenvoudig rond te gaan tussen de tempels, kun je een fiets huren, een tuktuk regelen, of je neemt de eigen auto. Hier rijden we voor Angkor Wat.
Wij in Angkor Wat.
De binnenste omloop van Angkor Wat is helemaal vol met reliëfs. Veel gaan over oorlog(en) tussen Khmer en Chams.
De tempels van Angkor waren ooit helemaal opgenomen in het oerwoud. De meeste tempels zijn nu helemaal vrij gemaakt van begroeiing. Sommige bomen zijn echter zo fotogeniek, dat ze deze hebben laten staan.
De meeste tempels van Angkor liggen binnen verschillende vierkante kilometers in de buurt van Siem Reap. Een paar liggen zo’n 40 tot 60 kilometer daar vandaan. Eentje daarvan is Banteay Srei met schitterende reliëfs.
Ook Kbal Spean ligt ver van Siem Reap. Dit is een rivier, die het hele jaar water heeft. Daar hebben ze in de rotsen heel veel lingas en reliëfs uitgehakt, die het water heilig maakt.
Angkor Thom was de hoofdstad van het oude Khmer rijk. Er woonden toen naar schatting ruim 1 miljoen mensen hier. Bayon in Angkor Thom was de hoofdtempel. Koning Jayavarman de 7e had voldoende eigendunk: op elke kolom staan vier afbeeldingen van zijn gezicht die neerkijken op het volk.
Bayon in Angkor Thom heeft ook veel reliëfs in de binnenste omgang. Naast oorlogen en godenverhalen, zijn er ook alledaagse dingen afgebeeld. Hier wordt rechtsonder iemand gevlooid en ligt een vrouw linksonder te bevallen.
Baphuon in Angkor Thom lag naast het paleis van de koning. Deze heeft een lange promenade naar de ingang vanaf het terras van de olifanten.
Voor Baphuon ligt het terras van de olifanten vanaf waar de koning parades afnam.
Naast het terras van de olifanten ligt het terras van de melaatse koning. Dat is waarschijnlijk de plek waar de koningen werden gecremeerd. Het heeft schitterende reliëfs aan de zijkant, zoals de 9-hoofdige naga.
In Ta Som tempel groeit deze boom over een bibliotheek.
In de Preah Kahn tempel zitten nog mooie Rishis.
Na 4 dagen in Siem Reap was het tijd om door te gaan. Cambodja is een stuk armer dan Thailand en Maleisië, dus er rijden veel minder auto’s. Maar met een brommer kun je ook heel veel vervoeren. Koeien vervoer je bijvoorbeeld zo.
En (drie!) varkens gaan zo mee op de brommer.
Beng Mealea is een oude Khmer tempel zo’n 100 km van Angkor. Deze is slechts deels gerestaureerd. En de paadjes lopen over de rosten.
Koh Ker is een oude hoofdstad van voor Angkor. Het bestaat uit verschillende tempels. Dit is Prasat Pram.
We rijden verder naar Prasat Preah Vihar, op de grens met Thailand. Hier liggen nog heel veel mijnen. Alleen aan deze (weg)kant van dit soort bordjes en paaltjes is alles opgeruimd, maar aan de andere kant moet je niet komen.
Prasat Preah Vihar is een oud Khmer heiligdom, op een klif die zo’n 500 meter uitsteekt boven het laagland (de Mekong delta). Omdat we hier vroeg in de ochtend waren, was het heerlijk koel.
Het is 500 meter klimmen over een zeer steil paadje naar de ingang van de tempel. Gewone auto’s mogen dat niet doen, dan moet je een pick-up huren. Maar voor de KuipWagen was het een eitje. Hier staan we voor de ingang van de tempel. Je kunt de tempel net zien boven de rechterkant van het dak.
Vanaf Prasat Preah Vihar zijn we verder naar het oosten getrokken, naar Stung Treng. Vlak voor Stung Treng moet je dan de Mekong oversteken. De weg vanaf Preah Vihar naar de Mekong is al prima asfalt, maar de brug over de Mekong is nog niet af. Dus wij mochten nog met de ferry over. Past precies!
Vijftig km boven Stung Treng, op de grens met Laos, ligt de Anlung Cheuteal poel in de Mekong. Daar zitten nog een paar van de zeldzame zoetwater Irriwaddy dolfijnen. Wij zijn naar de grens gereden en daar hebben we een longtail gehuurd om de dolfijnen te gaan bekijken. En we hebben er nog genoeg gezien.
In het noorden van Cambodja (en de aangrenzende delen van Thailand en Laos) branden ze in het droge seizoen de opgedroogde begroeiing af. Soms lijkt het wel of je door een mistbank rijdt.
Veel snelwegen in Cambodja zijn net vernieuwd of er wordt aan gewerkt. Dit is de ´snelweg´ van Stung Treng naar Kratie sinds twee jaar klaar en hier moeten ze de weg al verbeteren. Het is nu een grote stofbende. Volgens een local omdat het door de Chinezen is aangelegd, de Vietnamezen schijnen wel tropen-bestendige wegen te kunnen bouwen.
Wat doe je als een langzame brommer met aanhanger een langzame trekker inhaalt? Juist, dan knal je hem gewoon volle snelheid er rechts langs over de ‘vluchtstrook’. En waar is er dan nog ruimte voor ons? Juist, de rechter ‘vluchtstrook’.
Onze Garmin gaf aan dat de route naar Prasat Preah Kahn via deze weg was, route 66. We hadden al gezien op internet dat dat een spannende weg was, maar we hebben een Landcruiser tenslotte. Dit was dus het goede deel van de weg. Andere stukken waren rotsblokken en rivierbeddingen. Ondanks het droge seizoen stonden die niet droog en werden ook steeds dieper en modderiger. Er waren ook geen sporen meer te zien van andere voertuigen (ook niet van brommers dus) en er zouden best nog mijnen naast de weg kunnen liggen. We zijn uiteindelijk maar omgedraaid bij een heel diepe modderige doorwading, nadat we welgeteld 10 km hadden afgelegd in 3 uur (we moesten nog ‘slechts’ 19 km). Als we met meer auto’s waren geweest was het misschien mogelijk geweest, alleen was het een te groot risico. Maar voor het eerst hebben we echt de 4WD nodig gehad en de route is verder wel gaaf.
Uiteindelijk bleek dat er via de noordkant een goede gravelweg naar Prasat Preah Kahn liep, dus we waren net voor zonsondergang bij de tempel. We hebben voor de poort van Prasat Preah Kahn gekampeerd en bij zonsopkomst was dit het beeld vanuit ons bed!
Tot zo’n 10 jaar geleden was Prasat Preah Kahn nog in goede staat. Tot een paar personen de reliëfs toch wel erg mooi vonden voor hun privé collectie. Met pneumatische drilboren hebben ze de meeste beelden en reliëfs verwijderd. En dit is dan wat er over blijft.
Preah Kahn bestaat uit meer tempels, en die zijn er beter aan toe dan Prasat Preah Kahn. Dit is Prasat Preah Stung, waar nog de vier hoofden in Bayon-stijl bewaard zijn gebleven.
Bij Prasat Damrei zijn nog twee beelden van olifanten bewaard gebleven. Deze worden nog steeds aanbeden.
In Cambodja worden nog ossenkarren gebruikt. Het gaat heel langzaam, maar wel gestaag. Erg opletten met rijden dus.
Naast ossenkarren heb je ook nog paardenkarren op de weg. Hier een hele trits die hout vervoerd voor de nieuwbouw van huizen.
Met de brommer kun je alle diersoorten vervoeren. Kippen blijven lekker rustig als je ze ondersteboven aan hun poten aan dwarsbalkjes bindt.
En hoeveel biggen kun je kwijt in een bamboe kooi achterop de brommer?
Sambor Prei Kuk is het belangrijkste tempelcomplex van voor de Angkor-periode en stamt uit de 7e eeuw. Het is voornamelijk gebouwd met bakstenen, en niet met zandsteen zoals in Angkor. De reliëfs zijn uitgehakt in de baksteen en nog redelijk goed bewaard gebleven. Dit is een van de bakstenen torens van Prasat Sambor.
Ook de details van sommige reliëfs van Prasat Sambor zijn nog in zeer goede staat. Anders dan bij de Angkoriaanse tempels staan er vooral mensen afgebeeld.
Bij Prasat Tao staan nog twee beelden van leeuwen overeind. We vonden de half zittende houding wel wat intrigerend….
In Kompong Cham bouwen de inwoners ieder jaar in het droge seizoen een brug van bamboe naar het eilandje Koh Paen in de Mekong. In het natte seizoen wordt deze weer weggeslagen door de stijgende rivier. Hij is alleen voor voetgangers, fietsers en brommertjes. Het is een waar kunstwerk met al die bamboestokken.
Op naar Phnom Phen voor het Chinese visum, de sights daar en om de KuipWagen een kleine beurt te geven. In de rest van Cambodja is het verkeer relatief rustig, maar in Phnom Phen is het erg druk met veel brommertjes. Iedereen rijdt de korste weg naar waar hij heen moet, al is dat via de verkeerde kant van de weg. Het zijn net Nederlandse middelbare scholieren op de fiets. Als je zo naar de weggebruikers kijkt, dan is er goed te rijden in Phnom Phen! Wat ook helpt is rijden in een hele grote auto met gele kentekenplaten, die zijn hier namelijk gereserveerd voor diplomaten.
Hier staat de KuipWagen op de brug bij Toyota Cambodja voor een olieverversing en wat doorsmeren.
Het is maar goed dat we de autosleutelcursus hebben gedaan. We kwamen er thuis achter dat ze 2 liter motorolie te veel in de KuipWagen hadden gedaan (we konden slapen bij Leah, een vriendin van ons die we op de duiktrip van nieuwjaar hadden ontmoet). Dus maar zelf aan de slag om deze 2 liter eruit te halen, we vertrouwen de Cambodjaanse Toyota garage niet meer.
Vlakbij Phnom Phen liggen de Killing fields van Choeung Ek. Hier zijn zo´n 20 duizend mensen omgebracht door de Rode Khmer, na te zijn gemarteld in de S21 gevangenis midden in Phnom Phen. Niet met kogels, die waren te duur. Maar met allerlei gruwelijke martelmethoden, knuppels, metalen staven en wat niet meer. Het ziet er nu sereen uit. Deze kuilen zijn de plekken waar ze de lichamen in de grond gooiden.
Na Phnom Phen zijn we eerst op een 2/daagse liveaboard wezen duiken vanuit Sihanoekville. Vervolgens zijn we doorgereden naar Kampot via Bokor Hill station. Dat is een berg van 1000 meter hoogte, waar het klimaat iets aangenamer is dan op zeeniveau. De Fransen hebben hierom daar een dorpje gebouwd en de ruïnes van verschillende gebouwen staan er nog, zoals van de katholieke kerk.
Ook de ruïne van het oude Bokor Palace Hotel staat er nog, hoewel dat recent gerestaureerd is. De top van de berg ligt vaak deels in de wolken, wat best een spooky beeld geeft.
De Bokor berg en de omgeving is een nationaal park. Hier komen nog zeldzame dieren voren, maar meestal krijg je die niet te zien. Wij hadden geluk, dat we op de weg naar boven en naar beneden deze familie van drie giant hornbills zagen vliegen.
Kampot is bekend om de zeer goede pepers met dezelfde naam. Maar er is ook een grot, Phnom Chhnork, met daarin een bakstenen tempel uit de 7e eeuw. Deze is nog zeer goed bewaard gebleven met nog zeer mooie reliëfs.
En zoals bij elke grot waar we in gaan, moesten we in Phnom Chhnork ook weer klimmen en klauteren over steile hellingen.
Tegen zonsondergang reden we terug van Phnom Chhnork naar Kampot door het typerende landschap van rijstvelden en palmbomen.
Er rijden niet heel veel openbaar vervoer bussen in Cambodja. Op korte afstanden is dat ook niet nodig, je kunt ook een kar achter je brommer hangen en dan die volladen met mensen.
Als mensen een infuus krijgen in een hospitaal of kliniek, dan blijven ze niet daar tot dat leeg is. Nee, dan ga je naar huis met de druppelende vloeistof. En als je alleen een brommer hebt, dan maar met het infuus in op de brommer.
Prasat Banan in de buurt van Battambang is een tempel ruine uit de 11e eeuw die nog steeds in gebruik is. Veel reliefs zijn beschadigd of verdwenen, maar de ligging bovenop een berg geeft een mooi beeld van de omgeving. Het is wel een flinke klim in de hitte naar de top van 358 treden.
Een andere berg in de buurt van Battambang is door de Rode Khmer gebruikt als executieplaats. Door heel Cambodja waren er honderden van dergelijk ´killing places´. In Phnom Sampeau werden de lichamen van de vermoorde mensen in een grot gegooid. Zoals bij vele van deze killing places staat er nu een monument met de botten en schedels van slachtoffers.
Omdat de meeste wegen door de Rode Khmer waren verwoest, en deze spoorlijn nog redelijk intact was, hebben de locals de bamboe trein ontwikkeld. Dat is een plateau van bamboe op twee losse assen. Als er een tegenligger aankomt, dan pak je het plateau op, haalt de twee assen van de rails en bouwt alles weer op aan de andere kant van de tegenligger. En ze gaan best hard! Nu de wegen beter zijn, worden er nauwelijks nog goederen vervoerd, maar het is wel een leuke toeristenattractie.
De oude Franse architectuur is in Battambang nog goed bewaard gebleven, omdat de lokale leider van de Rode Khmer de orders van hogerhand alles kapot te maken negeerde. Dit geeft een veel meer Europese sfeer aan de stad. Achteraan in deze straat (dit is straat 2,5) staat een feesttent over de weg voor een bruiloft of andere feestje. Dan bestel je een tent, veel stoelen en tafels en zet gewoon een stuk van de weg of de hele weg af. En niemand klaagt, iedereen rijdt dan gewoon om.
Did you like this article? Share it with your friends!