Na ruim 6 maanden in Zuidoost Azië gaan we nu China in. We hebben de route al drie maanden geleden moeten vastleggen in verband met het aanvragen van de vereiste permits voor elke provincie. In de praktijk blijkt dat de route en timing minder vast ligt dan we vooraf dachten. Zolang we maar binnen de provincies blijven waar we een permit voor hebben, zijn we vrij om te gaan waar en wanneer we willen. Naast de permits moet je in China ook een gids mee. Wij hebben het enorm getroffen met Lun, een geweldig aardige en praktische man met ruim 30 jaar ervaring. Dankzij hem hebben we een geweldige reis gehad door China. De groep was ook erg gezellig. We reisden met twee andere auto’s, Stephen en Caroline met Sterlin, en Vaughan en Kim met Ivor. Het was wel flink doorrijden. Uiteindelijk rijden we ruim 5100 kilometer in 28 dagen. Dankzij de goede Chinese wegen was het wel goed te doen.
Net over de grens van Laos met China bij Mohan. Het konvooi staat klaar voor de grote reis door China. Voorop staan Vaughan en Kim met Ivor, dan wij en achteraan Stephen en Carolina met Sterlin.
Na de grens rijden we naar Mengla, waar de auto gekeurd wordt en we het Chinese kenteken krijgen en onze rijbewijzen. Omdat het Pimai was in het zuiden van China was de agent die ons moest keuren vrij. Iemand anders kwam, die niet precies wist wat er moest gebeuren. Wij moesten de auto starten en een aantal keer van links naar rechts sturen. Daarmee waren we door de keuring en konden we de weg op, China door.
Het zuiden van China is nog tropisch. We zien overal nog sawa’s met rijst. Omdat het voorjaar is, is de rijst nog maar net geplant.
Overal groeien er ook bomen. In een dorpje waar we doorheen reden werden hiervan triplex platen gemaakt. De losse platen daarvoor worden in de zon gedroogd.
Na de slechte wegen in Laos, zijn de zeer goede wegen in China een verademing. Zeker voor express roads (snelwegen waar je tol voor betaalt) is geld nog moeite gespaard om deze goed aan te leggen. In berggebieden volgen tunnels en bruggen elkaar om de haverklap op.
Chinezen hebben de gewoonte om overledenen te begraven op vruchtbare gronden. Deze mogen nooit meer worden geruimd dus overal zie je her en der een graf.
De eerste grotere stad die we aandoen is Dali. In Dali heb je de drie pagode´s tempel. De grootste middelste pagode (op foto rechts) stamt uit het midden van de 9e eeuw. Deze is 70 meter hoog. De twee kleinere zijn ruim 40 meter hoog.
Dali zelf is een leuk stadje met een mooie hoofdstraat en leuke zijstraatjes. Er komen wel veel toeristen, maar dat zijn voor 99,9% Chinezen. Dat is wel anders dan de voorgaande landen, waar toeristen veelal westerlingen zijn.
De bewoners in de omgeving van Dali zijn geen Han Chinezen maar Bai. De Bai beschilderen hun huizen met tekeningen en teksten. In het dorpje Xizhou staan nog veel oude beschilderde huizen.
Het stadje Shaxi was een cruciale stop op de thee-paarden route van de provincie Yunnan in China via Tibet naar India, van 1500 tot 500 jaar geleden. Thee ging van Yunnan naar India en paarden kwamen terug. In Shaxi zijn nog veel ode gebouwen bewaard gebleven, zoals het theater op het centrale plein.
We mochten ook binnen kijken in een van de oude huizen. Daar hadden ze dit meer dan 100 jaar oude altaar, waar ze hun voorouders vereren. In het houtsnijwerk zitten 100 dieren. De eigenaar vertelde dat hij vroeger als kind als hij moest bidden altijd probeerde om ze te vinden. En dat is niet makkelijk!
Via deze brug vertrokken de karavanen met thee in de richting van Tibet op weg naar India, en kwamen de karavanen met paarden terug.
De oude stad van Lijiang staat op de werelderfgoed lijst van Unesco. De smalle straatjes hebben kinderkopjes en alle huizen zijn in oude stijl. Vanaf de Shizi Shan heuvel heb je mooi uitzicht over de wirwar van daken in de oude stad.
Vanaf de tweede helft van de middag zijn de straatje overvol met Chinese toeristen, maar daarvoor is het nog redelijk rustig en heb je mooi uitzicht in de oude straatjes.
De Yangtse rivier baant zich een weg door een van de diepste kloven van de wereld, de Tiger Leaping Gorge. Van de rivier tot de bergen ernaast is een verschil van 3900 meter.
De Tiger Leaping Gorge heet zo, omdat een tijger bij deze tweede stroomversnelling via een rots over de rivier zou zijn gesprongen. Waar of niet, ondanks dat het laag water was toen wij er waren, was de stroomversnelling indrukwekkend.
Na de Tiger Leaping Gorge gaan we echt de hoge Himalaya in. En daar komen we ook de eerste echte ´hoogland´ yaks tegen. Wat hebben die een lekkere dichte vacht. Ze zijn alleen nog wel wat mager zo net na de winter.
In Zongdian (ook wel Shangri La geheten) zijn we echt in de Himalaya (hoogte 3200 meter). We zitten ook in Tibetaans gebied, zoals dit 300 jaar oude Ganden Sumtselling Gompa klooster laat zien.
Net zoals in alle andere Tibetaanse kloosters zijn de muren van Ganden Sumtselling Gompa klooster beschilderd met boeddhistische tekeningen, zoals dit ‘wheel of life’.
Net buiten het klooster staat een mooi versierde chörten.
De oude stad van Zongdian leek op de oude stad van Lijiang, maar dan kleiner. Tot medio 2013 een grote brand ongeveer het gehele centrum in as legde. Dit zijn de restanten van de oude stad. Alleen de Baiji Si tempel is gespaard gebleven.
In de Himalaya worden de wegen slechter. Door de steile hellingen zijn er veel landverschuivingen. Deze stukken worden vaak alleen vrij geschoven en dan moet je over onverhard verder. Hier rijden Ivor en Sterlin voor ons uit.
Als er een vlakker stuk in de bergen is, dan is er ook een dorpje met Tibetaanse huizen.
Beesten, zoals deze varkens, lopen los rond in de dorpjes. Dat blijft dus uitkijken geblazen, al zijn varkens meestal wat slimmer met oversteken dan kippen.
De weg slingert zich omhoog en omlaag door een schitterend berglandschap. Vrijwel overal is de weg perfect. Dit heeft alles te maken met het snel kunnen verplaatsen van Chinese troepen in dit Tibetaanse gebied.
In de buurt van dorpjes zie je vaak deze teksten op de bergen. Het betekent zoiets als ‘Boeddha is groot’.
In Xiangcheng (hoogte 2840 meter) bezoeken we het Thangbzangdang klooster. Dit klooster is 20 jaar geleden van het centrum naar een locatie buiten het dorp verplaatst. Er wordt nog steeds door de dorpelingen aan gebouwd.
Het Thangbzangdang klooster is schitterend versierd van binnen. Linksboven versierde pilaren, rechtsboven een boeddha beeld, en rechtsonder muurschilderingen. Linksonder wordt nog aan nieuwe muurschilderingen gewerkt.
Soms liggen dorpjes aan de andere kant van de rivier en dan is zo’n hangbrug de enige manier om er te komen. Niet geschikt voor KuipWagens!
Een geitenpaadje? Nee. Een yakpaadje? Nee. Het is een varkenspaadje! Met recht scharrelvarkens te noemen.
Regelmatig zie van deze bergen met gebedsstenen. Op elke steen staat een gebed of een wens.
Hier staan we op de hoogste pas van onze trip door de Himalaya op de weg van Xiangcheng naar Litang. De pas is is 4708 meter hoog. Na een wissel van de dieselfilters langs de weg een dag eerder ging KuipWagen nu als een zonnetje omhoog. We konden 18 km per uur rijden in tweede versnelling, dus hij had nog wat over!
Garmins zijn niet heel erg accuraat wat betreft hoogte, maar hier zat Marvin toch behoorlijk dicht bij de 4708 meter.
Vanaf de pas kun je goed zien hoe ruig het landschap rond de 4000 meter is.
Onderweg van Xiangcheng naar Litang kwamen we meerdere kuddes met yak tegen. Vooral hoog in de bergen zien de stieren er zeer indrukwekkend uit met hun ruige vacht.
Een groot deel van de weg van Xiangcheng naar Litang ligt rond de 4500 meter hoogte. Ondanks de hoogte groeien daar nog naaldbomen. Een mooi plaatje In combinatie met deze ronde rotsblokken.
Bomen zijn wel een uitzondering. Het grootste deel van het landschap is indrukwekkend leeg.
Maar ondanks de leegte zijn er ook op 4500 meter nog dieren, zoals schichtige marmotten.
Op het hoogste punt van de pas, vlak voordat je afdaalt naar de vlakte waar Litang in ligt, gooien locals briefjes met gebeden in de lucht.
Uitzicht over Litang. Litang is de op twee na hoogst gelegen stad in de wereld op een hoogte van 4014 meter. Gelukkig zijn we de afgelopen dagen langzaam omhoog gegaan, dus niemand had last van hoogteziekte.
Na Litang rijden we door de Himalaya door naar Tagong. Ook hier rijden we op een hoogvlakte zo rond de 4500 meter. Omdat het vlak is kunnen we toch redelijk doorrijden. In vijfde versnelling halen we zo’n 70 kilometer per uur. Harder gaat niet omdat er te weinig zuurstof in de lucht zit.
Het landschap blijft ruig op zo’n 4500 meter hoogte.
Regelmatig zien we grote kuddes met yaks en Tibetaanse teksten in het landschap, soms zelfs tegelijk.
Op de vlakkere stukken tussen de bergen liggen dorpjes met Tibetaanse huizen. Elke regio heeft zijn eigen kleuren huizen. In het zuiden eerder op onze reis waren de huizen wit, hier zijn ze okergeel en bruin.
En in deze regio hebben de huizen geen verf, alleen de kleuren rond de kozijnen maakt dat ze uit de rotsen eromheen springen.
Als de Chinezen een weg in een nauwe kloof niet te steil willen laten stijgen, dan maken ze er een soort noedels van.
Als het niet te steil wordt, dan slingert de weg als een slang langs de berghelling omhoog.
Met de steile berghellingen zijn landverschuivingen geen uitzondering. Een stuk weg wordt vrijgeschoven, maar dat is vaak niet breed genoeg voor twee vrachtwagens om elkaar te passeren. En met Chinese autochauffeurs die meteen in elk gat duiken als ze twee cm kunnen opschieten, dan ontstaat er al snel een file.
De volgende overnachtingsplaats is Tagong, dat op 3600 meter hoogte ligt. Het vriest er net niet als wij er zijn. De combinatie van hoogte (weinig zuurstof) en kou (choke nodig) zorgt ervoor dat de KuipWagen de eerste seconden gigantische witte rookpluimen van onverbrande diesel uitstoot.
Het landschap blijft fantastisch. Maar langzaam komen er bergen met sneeuw op de top in beeld. Een voorteken voor later.
Langs de bovenloop van dit stroompje zijn gebedswielen geplaatst, die blijven draaien doordat water er langs stroomt. Door de gebedswielen wordt het water gezegend.
Jiaju, uitgeroepen tot het mooiste dorp van China, ligt er inderdaad erg mooi bij.
Tussen 700 en 1200 jaar geleden hebben in de oostelijke Himalaya in de buurt van de stad Danba de Qiang (een stam) wachttorens gebouwd om aanvallers aan te zien komen. Ze dienden ook als opslagplaats voor waardevolle spullen en als aan plek om te bidden. In het dorpje Suopo staan er nog veel bij elkaar.
Na de overnachting in Xiaojin zei onze gids Lun dat we nog één hoge pas moesten en dat we daarna gingen afdalen naar Chengdu. Blijkt dus een pas van ruim 4400 meter te zijn. En het had de hele nacht geregend in Xiaojin, wat dus verse sneeuw op de pas betekent. Vrachtwagens en bussen moesten sneeuwkettingen omleggen om niet vast te komen staan. Dat gaat natuurlijk midden op de weg, dus meteen een file.
Er is maar een spoor midden op de weg redelijk vrij van sneeuw. Als dus een vrachtwagen iets opzij moet, omdat er een tegenligger langs moet, dan helpen sneeuwkettingen niet meer. Dat betekent dus uitgraven en een nieuwe file.
De uitzichten tijdens het wachten en vanaf het hoogste punt zijn wel weer geweldig.
En ook op deze hoogte in de sneeuw zijn er yaks.
In Dujiangyan zijn 2300 jaar geleden een paar kunstmatige eilanden in de Min rivier gelegd om de stroming te veranderen. Hierdoor kunnen ze in elk seizoen water aftappen voor irrigatie van de vlaktes, waar nu Chengdu ligt. Het irrigatiesysteem zorgt er meteen voor dat 80% van het sediment wordt afgevangen voor het de irrigatiekanalen in gaat. En het wordt nu nog steeds gebruikt. Dit staaltje van watermanagement is nu een UNESCO site. Wij waren hier in het droge seizoen, als er geen dam nodig is om te voorkomen dat er teveel water rechtsaf richting de irrigatie gaat.
In het natte seizoen, als de Min hoog staat, maken ze een tijdelijke dam waarmee ze de hoeveelheid water kunnen sturen, die naar rechts de irrigatie in gaat.
In Chengdu zijn we uiteraard naar de Giant panda research station geweest. Een kleintje van een paar jaar hangt te chillen in een boom.
Als mijn eten op een hoopje komt, dan kun je maar beter lui dan moe zijn, lijkt deze panda te denken.
De rode panda´s zijn een stuk kleiner dan de reuzenpanda en veel levendiger. Ze zien er net zo schattig uit als wasbeertjes, waar ze qua gedrag ook veel van weg hebben…
Net ten noorden van Chengdu in Sanxingdui ligt de oorsprong van de huidige Chinese beschaving. Meer dan 4000 jaar geleden was hier een stad van het Shu volk. Die mensen waren toen al bekend met brons gieten. Ze maakten bronzen maskers, die niet misstaan in een moderne galerie. De grootste maskers waren bijna 2 meter hoog en breed, zoals die linksboven. Anderen waren kleiner en een deel daarvan geeft de gezichten van hoogwaardigheidsbekleders weer (midden onder). Ze maakten ook andere erg fijn versierde voorwerpen van brons. Zo maakten ze geldbomen, waarvan de grootste ruim vier meter hoog was (rechts) en altaartjes (links onder).
Van Chengdu ging het over snelwegen via Hanzhong naar Maiji, nu met met mooie beboste berglandschappen.
Auto´s vervoeren gaat hier ook in grote aantallen: op de onderste laag 7 en op de bovenste laag 20, twee rijen van 10. Even uitkijken bij het inhalen dus!
De kliffen van de berg Maiji Shan zijn vol met uitgehakte grotten met Boeddhabeelden gemaakt vanaf het jaar 386. Via trappen en galerijen, die tegen de berg zijn aangeplakt, kun je dicht bij de beelden komen (linksboven). Er zijn galerijen met meerdere boeddha’s (rechtsboven). Een deel van de beelden heeft nog wat van de oorspronkelijke verf (linksonder). De grootste beelden (rechtsonder)’ zijn bijna 16 meter hoog.
Van Maiji gaan we naar het oosten richting Xi’an. De snelweg gaat door bergen, dus tunnel en brug volgen elkaar op. En daarbij zijn lange tunnels (tot 12,3 km) en lange bruggen (enkele km). We hadden geluk. Snelwegen zijn tolwegen in China, en met veel tunnels en bruggen is dit een dure weg. Maar tijdens de vakantie van 1 tot en met 3 mei zijn alle tolweg gratis voor auto’s. Laten wij nu hier zijn tijdens deze dagen 🙂
In Xi’an zijn we uiteraard naar het terracotta leger van keizer Qin Shi Huang geweest. Meer dan 2000 jaar geleden heeft deze keizer van naar schatting ruim 6000 soldaten beelden laten maken en deze in zijn tombe laten begraven. Elk beeld is dan ook uniek. En hij heeft ook beelden laten maken van dieren gebruikt in het leger, zoals paarden, om het geheel compleet te krijgen voor zijn volgende leven.
Een soldaat die een paard leidt van dichtbij. Alles (haren, kleding, harnas) is tot in detail uitgewerkt. En van zo dichtbij kan je ook nog resten verf zien. Het meeste hiervan is vervaagd toen de tombe geopend werd.
In de grootste opgravingslocatie staan honderden soldaten in gelid. Ze hebben allemaal een ander gezicht en een ander lijf, soms zelfs met stevig buikje.
Alle beelden waren ooit beschilderd, maar alleen bij sommige kun je daarvan nog restanten zien.
In Xi’an staan de oorspronkelijke stadsmuren nog grotendeels overeind. De stamt uit 1370, is 12 meter hoog en heeft een lengte van 16 km. Bij elke poort is een door de muur omgeven voorruimte (urn stad genaamd) als extra bescherming voor de stad. Boven de poort staat een gebouw waar soldaten gelegerd waren. En als afwisseling van al het rijden hebben we een volledig rondje over de stadsmuren gelopen. Even wat beweging.
Lopend over glazen platen kijk je neer op de tombe van keizer Jingdi (188 – 141 voor christus). De tombe bevat meer dan 50.000 kleine terracotta figuurtjes, vaak echt personen weergevend (links en rechts boven), en terracotta dieren, zoals honden, varkens, paarden, kippen, geiten en schapen (links onder). Alles stond in het gelid en mensen hadden beweegbare houten armen en waren aangekleed; paarden trokken karren gemaakt van hout. De foto rechtsonder geeft een reconstructie.
Vanuit Xi’an gaan we naar het noorden en rijden we over een laagvlakte afgezet door de gele rivier. Het bestaat dus vooral uit klei en overal zie je kloven uitgesleten door riviertjes.
Onder het dorpje Zangbi liggen zo’n 1400 jaar oude tunnels in de klei die de toenmalige bewoners hebben gegraven als vluchtweg voor en verdediging tegen aanvallers. Het dorpje dat er nu nog ligt stamt uit de Yuan dynastie en is zo’n 800 jaar oud. Mooie straten met een soort kinderkopjes van grote stenen.
Pingyao is de best bewaarde oude ommuurde stad van China en stamt uit de 14e eeuw. De straten zijn nog in oude stijl en de stadsmuren zijn nog origineel. De hoofdstraat is toeristisch, maar de rest van de stad is gewoon bewoond.
Dat Pingyao gewoon bewoond is, bewijst dit openbaar toilet naast de muur. Het toiletmuurtje is ongeveer een meter hoog, maar als je hurkt ziet niemand je. We hebben hem maar niet uitgeprobeerd….
Van Pingyao naar Hunyuan kwamen we langs Yingxian, waar de oudste en grootste houten pagoda van de wereld staat. De pagoda stamt uit 1056 en is 67 meter hoog. Hij is helemaal gemaakt van hout zonder spijkers. De toren moet nodig worden gerestaureerd, maar omdat wetenschappers nog steeds niet weten hoe de toren precies in elkaar steekt discussieert men daar al 20 jaar over.
In Hunyuan staat dit boeddhistische klooster tegen een klif aangeplakt. Het lijkt wel of de lange stokken niet sterk genoeg zijn om het klooster te dragen, maar het hangt er toch al een poosje.
In de buurt van Datong liggen de Yungang grotten, een UNESCO site. In een klif zijn meer dan 250 grotten uitgehakt met boeddha beelden daarin. De oudste beelden stammen uit de vijfde eeuw. In sommige grotten zijn wel duizend boeddha beelden uitgehakt. Het grootste beeld is 17 meter hoog. Sommige beelden zijn een soort spoken geworden door eeuwen van winderosie.
Een 40 kilometer ten noorden van Datong ligt dit 16e eeuws fort. In de restanten van dit fort ligt het dorpje Desheng Bao. Dit fort huisvestte soldaten die de Chinese muur moesten verdedigen, die een paar honderd meter ten noorden van Desheng Bao loopt.
De Chinese muur net ten noorden van Desheng Bao. Dit deel van de muur is ouder dan het deel boven Peking. Hier heeft de muur alleen geen stenen meer, die hebben de bewoners gebruikt om huizen van te bouwen. Je ziet dus alleen nog de aarden wal en de restanten van de bewakingstorens. Landbouwwegen lopen gewoon door de muur heen. Met de KuipWagen staan we hier dus precies in de muur.
De Chinese muur slingert door het landschap en is het beste te volgen via de restanten van de wachttorens.
De groep voor de Chinese muur. Van links naar rechts: wij voor de KuipWagen, Vaughan en Kim voor Ivor, onze gids Lun, en Caroline en Stephen voor Sterlin.
In Jining hadden we een goed goedkoop hotel gevonden. Toen we terug kwamen van het eten stond de politie echter zeven man sterk in de lobby. Bleek dat het een hotel was waar buitenlanders niet mogen blijven. Was het hotel ons vergeten te zeggen. Voor ons betekende dat alleen verhuizen naar een ander duurder hotel, waar wel buitenlanders mochten blijven, zoals het bord in het hotel aangaf.
Langs de snelweg van Jining naar Erenhot bij de Mongoolse grens zagen we regelmatig dit bord. Wat zou dat nu betekenen?
De laatste dag rijden we door de provincie Inner Mongolië langzaam de Gobi woestijn in. Het wordt droger, geen bomen meer en steeds meer kuddes met schapen.
Nog iets noordelijker is het helemaal dor en droog. Maar de snelweg is wel goed, dus we kunnen lekker doorrijden naar Erenhot waar ons Mongolië avontuur gaat beginnen.
Voor diegene die het wil weten, het bord betekent dat je je auto of vrachtauto niet moet overladen.
Did you like this article? Share it with your friends!