Na het drukke Zuidoost Azië en China gaan we het rustige Mongolië in. Met iets over 3 miljoen inwoners (waarvan ruim 1,1 miljoen in Ulaanbaatar woont) en een oppervlakte van 1.565.000 km2 (dat is ruim 42 keer Nederland) is er vooral veel natuur. Er zijn weinig plaatsen en niet veel geasfalteerde wegen, dus de 4WD kan (of moet) eindelijk worden gebruikt! En dat betekent ook veel wildkamperen, met alle ruimte om je heen.
We komen Mongolië in het zuiden binnen aan de rand van de Gobi woestijn. Na het grensplaatsje Zamyn Uud waar we boodschappen hebben gedaan (er is hier goed brood, salami en kaas verkrijgbaar!), rijden we richting Ulaanbaatar. Net voorbij het stadje Sainshand wordt het avond en gaan we kamperen in de Gobi.
De weg van Zamyn Uud naar Ulaanbaatar is op een paar kilometer na volledig geasfalteerd. Het is een net nieuwe weg met goed asfalt, dus we konden goed doorrijden. Er zijn verschillende afslagen, maar daar ligt geen asfalt meer en moet je verder op een pad. Voor wie dat zebrapad nou bedoelt is?
Ondanks dat de Gobi een woestijn is, is er nog best veel leven, zoals kamelen. Deze oogt wel wat mottig met het wisselen naar de zomervacht.
Demoiselle kraanvogels staan regelmatig heel parmantig naast de weg. Ze ogen iets te elegant voor de ruige leegte om hun heen.
En als er gras is zijn er kuddes met schapen en geiten, vaak begeleid door een herder te paard.
Via de goede asfaltweg waren we in twee dagen in Ulaanbaatar. Daar hebben we onze (sinds Cambodja) lekkende radiateur laten vervangen door een nieuwe, ons visum geregistreerd en 30 dagen verlenging geregeld, en boodschappen ingeslagen voor kamperen. We nemen hier afscheid van onze mede China-gangers die veel meer haast hebben om naar het westen te gaan. Ulaanbaatar is een grote stad, maar in de buitenwijken staan huizen en gers gewoon door elkaar. Niets woont lekkerder dan je vertrouwde ger! En we kunnen nu terecht zeggen dat iemand die zijn rijbewijs bij een pakje boter heeft gekregen rijdt als een Mongool. Het verkeer in Ulaanbaatar is echt bizar. Nog erger dan Chinezen pakken ze elke vrije millimeter, en dan het liefst met 50 kilometer per uur. We hebben in Ulaanbaatar dan ook meer ongelukken (blikschade) gezien dan in de rest van onze reis tot nu toe. Gelukkig zijn wij ongeschonden door Ulaanbaatar gekomen.
Na een paar dagen relaxen in Ulaanbaatar gaan we een rondje in het oosten van Mongolië maken. We beginnen met het monument voor Chinggis Khaan. Dit is een 40 meter hoog roestvrijstalen beeld van van de grote heerser op een paard. Je kunt in het beeld omhoog op de rug van het paard de omgeving bewonderen. Met slechts een paar duizend man kon hij zijn gigantische rijk opbouwen door vrije handel en goede wetten voor diegene die zich overgaven (anders ging je kop eraf..). Sommige daarvan zijn nu standaard, zoals de onschendbaarheid van de buitenlandse diplomaat en belasting-vrijstelling voor kerken.
Het landschap in de buurt van Ulaanbaatar is behoorlijk leeg. Omdat het mei is, is het weer nog behoorlijk koud. Er ligt dan ook nog verse sneeuw in de bergen.
Onze kampeerplek langs de A0502 snelweg. Je staat hier toch iets rustiger dan langs de A12 thuis.
We zijn onderweg naar het meer Khökh Nuur. Dat betekent weg van de snelweg met asfalt en verder op een normale Mongoolse weg.
Soms moet je door een lager gelegen stukje in een dal, en dan staat er snel een plas water met hopelijk niet te diepe modder. En regelmatig even afremmen, er staat weer eens een kudde schapen en geiten over de weg heen te grazen (dat lijkt hun favoriete plek te zijn).
Khökh Nuur. Aan dit meer heeft Ginggis Khaan zichzelf tot Khaan gekroond. Er ligt nog een beetje ijs op het meer. Het is koud en waait hard dus we rijden verder.
Tijdens de lunch bij Khökh Nuur zien we deze marmot schichtig rondkijken. Verstandig, want we zien overal roofvogels.
In de buurt van Khökh Nuur vinden we een kampeerplek in een naaldbos waar we een beetje uit de wind kunnen staan.
Onderweg naar de volgende bestemming, Öglögchiin Kherem, zien we deze vos in het gras zitten. Hij kijkt van veilige afstand wat dat grote witte ding daar doet.
Verder gaat het over de Mongoolse wegen. Deze heeft zelfs echte kilometerpaaltjes! Vraag is wel of het bij het spoor links of rechts hoort.
We kwamen langs deze local. Zijn vrachtwagentje met paarden wilde niet meer starten. Even aantrekken en hij kon weer verder.
We kwamen nog langs Rashaad Khad, een rotsformatie met 20 verschillende schriften erin gekrast. Het meeste was niet goed meer te zien, maar op deze rots nog wel.
Om bij Öglögchiin Kherem te komen moeten we door deze rivier. Marijke heeft de rivier goed verkent met doorheen lopen (rechtdoor rijden bleek zwemmen te worden) en we komen er dan ook gemakkelijk doorheen.
Öglögchiin Kherem is een koninklijke begraafplaats uit de achtste eeuw. Het wordt omgeving door een stenen muur. Wel een bizar gezicht na kilometers van leegte.
In de buurt van Öglögchiin Kherem vinden we deze kampeerplek in een stuk naaldbos. Het is heerlijk weer, weinig wind en een zonnetje, dus genieten.
Op een afslag van de weg. Rechtsaf naar onder andere Ulaanbaatar (345 km) en rechtdoor naar Öndörkhaan (192 km). Wij gaan rechtdoor naar de oostelijke steppes.
Via de hoofdweg A0502 gaan we verder naar het oosten. Er mag wel wat onderhoud worden gepleegd …
En als de echte weg in zo’n slechte staat is, dan zoek je gewoon je eigen spoor. De regel is, hoe verder naar buiten, hoe nieuwer en hoe beter het spoor. Welk van de sporen zou nu de echte weg zijn?
De weg loopt langs een rivier en overal staan kuddes paarden in het water. Is het te warm anders? Of heb je zo minder last van vliegen en steekbeesten?
Overal zien we ook haviken langs de weg, die wachten op een makkelijk hapje roadkill.
Een lekke band. We hebben ergens een spijker in de band gereden. Met onze banden reparatie set is hij binnen een half uur gemaakt. Is die ook niet voor niets mee!
Het meest oostelijk punt in Mongolië dat we bezoeken is Kherlen Bar Khot. Dit is een 10 meter hoge bakstenen stupa, overblijfsel van een 12e eeuwse stad van het Kitan rijk. Behalve wat vage overblijfselen van de stadsmuur is er verder niets meer te zien van de stad.
Onderweg terug naar Ulaanbaatar rijden we door het Toson Thulstai nationale park om witstaart gazelles te zien. We zien een paar kleine kuddes en een heel grote kudde van honderden dieren, die als een soort golf van de hellingen af komt stromen. Wel erg op afstand, want de gazelles zijn heel schichtig. Als je binnen een paar honderd meter komt met de auto, rennen ze al hard weg.
Op een groene achtergrond is deze wat kleinere kudde in de volgend vallei wat beter te zien.
In de buurt van Öndörkhaan staat deze balbal. Dat is een graf monument van een hooggeplaatst persoon (zijn gezicht is afgebeeld) uit de Turkic periode (6e tot 8e eeuw). Nu wordt deze balbal vereerd door schoolkinderen, te zien aan alle blauwe lappen, voor goede cijfers. Tijdens onze lunch daar kwamen er wel 20 kinderen. Ze lopen drie rondjes rond de balbal, leggen steentjes op de stapels stenen op de vier hoeken, fluisteren hun wens in zijn oren, en sluiten af met nog eens drie rondjes. Er liggen ook veel pennen en schriften als offergaven.
Schapen hoede in de 21e eeuw. Is toch zoveel aangenamer in een auto dan te paard of op een motor.
Terug in Ulaanbaatar. Dit is Sükhbaatar plein, het centrale plein. Hier staat behoorlijk wat hoogbouw. Dat Ulaanbaatar niet echt heel groot is, kun je zien aan de groene bergen in de achtergrond.
Voor het parlementsgebouw aan Sükhbaatar plein zit dit standbeeld van Chinggis Khaan.
Gandantegchenling klooster, een van de drie kloosters in Mongolië die deels de religieuze zuiveringen en vernietiging van kloosters door Stalin eind jaren 30 heeft overleefd staat in Ulaanbaatar.
Na een paar dagen in Ulaanbaatar gaan we met een nieuwe voorraad eten, schone kleren en volle waterzakken en dieseltank op weg naar de Gobi woestijn. Onze eerste overnachting is bij Baga Gazryn Chuluu, een granieten rotsformatie.
De volgende dag gaan we verder naar het zuiden. Het wordt droger en meer woestijnachtig. En we zien ook steeds vaker kuddes kamelen. In deze kudde liepen ook verschillende jonge kameeltjes.
De volgende overnachting is bij Tsagaan Suvraga, een zandstenen klif in het midden van een vlakte. De klif erodeert langzaam weg en de heuveltjes in de vlakte zijn gemaakt van het afgespoelde zand. Omdat het zandsteen verschillende kleuren heeft, hebben de heuvels van het afgespoelde zand ook allerlei kleuren. Het heet hier dan ook wel de ‘geverfde woestijn’.
Van onderaf kun je goed zien dat de klif uit allerlei lagen is opgebouwd.
Wij parkeren de auto voor de nacht achter de klif uit de wind tussen de afgespoelde heuvels. En dat is maar goed ook, want ’s avonds steekt de wind op en komt er een heuse zandstorm over ons heen. De klif zorgt er echter voor dat het meeste zand ten zuiden en ten noorden van ons gaat. Het zand komt niet echt hoog, om ons heen zien we overal zand vliegen, maar als we omhoog kijken dan zien we blauwe lucht.
De volgende stop is Yolyn Am, een kloof waar het ijs tot ver in de zomer blijft liggen. Het riviertje dat door de kloof stroomt bevriest in de winter tot een ijslaag van meer dan 10 meter. Wel raar, midden in een woestijn ligt er aan het begin van de zomer nog ijs!
Het is lekker warm dus we lopen op sandalen naar en op het ijs.
De Yolyn Am kloof zit vol met deze pikas, schattige knaagdiertjes iets kleiner dan een cavia met mooiere fluffie oortjes.
We willen vanaf Yolyn Am naar het westen en onze garmin kent een mooi pad door de bergen. Het is een goed pad door een mooie en soms nauwe kloof, tot we ineens tegen deze berg ijs op de weg aan rijden. Blijken we in de Dugany Am kloof te zijn beland, waar er een pak ijs blijft liggen tot wel eind juli. We konden dan wel niet verder, maar het leverde ons wel een rustige en beschutte kampeerplek op.
Na wat terugrijden gaan we westwaarts door een zeer dor, stenig en verlaten stuk van de Gobi woestijn op weg naar de zandduinen van Khongoryn Els. Onderweg stoppen we op deze lunchplek. Tja, hier is echt elke plek net zo ‘goed’ als alle andere.
Met de auto mag je de zandduinen van Khongoryn Els niet in, maar te voet wel. Dit zijn de grootste zandduinen van de Gobi woestijn in Mongolië. De hoogste duinen zijn 300 meter hoog. De rest van de Gobi is vooral rotsachtig met wat plukjes begroeiing, niet echt het stereotype beeld dat je van een woestijn hebt.
We kamperen aan de voet van de duinen op een plek waar zelfs een campingbordje staat. Daar ligt nog genoeg rul zand, dus eerst de banden aflaten tot 1,5 bar alvorens de camping op te rijden.
Het is duidelijk lente in de Gobi woestijn, want overal staan deze paarse lissen. En het is een woestijn, dus her en der liggen de botten en schedels van dieren die de droogte en winter niet hebben overleefd.
Vanaf Khongoryn Els gaan we weer noordwaarts naar Bayanzag, een zandstenen klif waar heel veel dinosaurus botten en eieren zijn gevonden. Tot een kleine 10 jaar geleden kon je die zelf zien liggen, maar alle zichtbare botten zijn ondertussen legaal of illegaal weggehaald. De klif zelf is ook erg mooi en het is een lekkere wandeling om er langs te lopen.
In het zandsteen zitten nog wel veel raar gevormde stenen. Deze lijkt verdacht veel op een versteende boom.
Van Bayanzag rijden we door naar het klooster Ongiin Khiid. Dat zijn de ruïnes van twee kloosters op de twee zijden van een rivier. Beide kloosters zijn in 1939 door Stalin vernietigd. Voorheen was het een van de grootste kloosters van Mongolië met meer dan 1000 monniken. In 1990 zijn drie overlevende monniken teruggekeerd om het weer op te bouwen. Wij kregen een rondleiding van een van hen. Omdat we in de avond aankomen, kamperen we eerst aan de volgende bocht in de rivier. Hier hebben we het rijk weer voor ons zelf.
De ruïnes van Ongiin Khiid liggen verspreid over een groot gebied.
We verlaten de Gobi woestijn en komen aan bij de zandduinen van Mongol Els. Deze zijn een stuk kleiner dan die van Khongoryn Els en veel meer begroeid.
We trekken door naar het noorden en overnachten bij Tsogt Taijin Tsagaan Balgas, de ruïnes van een 17e eeuws fort. Van buiten ziet de ruïne er indrukwekkend uit, maar binnenin is er nauwelijks iets te zien. Tegen het eind van de dag werden we nog overspoeld door een groep schoolkinderen op schoolreisje aan het eind van het schooljaar. Heel veel foto’s, dus we zullen wel op Facebook terecht zijn gekomen.
De volgende dag rijden we langs de ruïnes van Khar Bukh Balgas, een fort bewoond van 917 tot 1120 door het Kitan volk. Hier staat nog meer van overeind dan van Tsogt Taijin Tsagaan Balgas.
Tussen de stenen van het fort kun je als havik een goed nest bouwen. Blijkbaar is 2014 een goed jaar, deze heeft vier jonkies.
Onderweg naar Kharkhorin rijden we langs de twee steles voor Kul-Teginii en Bilge Khagan. Kul-Tegin was de leider van de Turkic staat in Mongolië in de 8e eeuw en Bilge was zijn oudere broer. Beide steles zijn zo’n drie meter hoog en beschreven met Turkse en Chinese tekst. Het is de oudste bekende tekst in het Turks waarin het woord ’turk’ wordt gebruikt. Links is een detail van de Kul-Tegin stele, rechts de Bilge Khagan stele.
Ten noorden van Kharkhorin rijden we door de Orkhon vallei, een UNESCO werelderfgoed. Deze vallei wordt al millennia door nomaden gebruikt om hun vee te laten grazen en was de locatie van de oude hoofdstad Karakorum van het rijk van Chinggis Khaan. Het landschap lijkt niet veel veranderd in de tijd, het is nog steeds grasland voor vee.
Van de oude stad Karakorum is nauwelijks nog iets te zien. Er staat nog een stenen schildpad, die de grens van de stad aangaven. Schildpadden zijn heilige dieren die een symbool van eeuwigheid zijn en ze moesten de stad beschermen. Achter de schildpad liggen nog wat restanten van een huis van het oude Karakorum. De rest van de stenen zijn in de 16e eeuw gebruikt om het Erdene Zuu Khiid klooster te bouwen.
Het Erdene Zuu Khiid is een van de drie kloosters die de vernietiging van kloosters door Stalin eind jaren 30 deels heeft overleefd. Er staan nog drie oorspronkelijke tempels overeind (rechtsboven). Het klooster is omgeven door een muur waar 108 witte stupas in staan (linksboven). In het complex staat ook nog een stupa uit 1799 (linksonder). Restanten van de oude stad Karakorum liggen langs de paden in het klooster (rechtsonder).
Vanuit Kharkhorin gaan we westwaarts richting Tsetserleg. Onderweg kamperen we bij deze mooie rotsen een kilometer of vijf ten zuiden van de hoofdweg.
Na twee nachten in Tsetserleg om te douchen, boodschappen te doen, te mailen en de website te updaten is het tijd om door te gaan naar het meer Tsagaan Nuur. Onderweg passeren we de Chuluut kloof.
We gaan ook weer een beetje de hoogte in, dus het weer is weer wat frisser. Er verschijnen ook weer yaks. In het voorjaar/zomer moet er dan wel een robbertje geknokt worden om de rangorde te bepalen.
Het eerste wat we in het Khorgo-Terkhiin Tsagaan Nuur nationale park doen is de Khorgo vulkaan beklimmen en een rondje lopen rond de krater. Een heerlijke wandeling met mooi uitzicht over krater en over Tsagaan Nuur.
Aan de noordkant van Tsagaan Nuur zijn er minder ger-kampen dan aan de zuidkant, dus op naar de noordkant. De eerste kilometers zijn er nog wel wat gers, maar verderop wordt het stil. Wij hadden dit stille strandje helemaal voor onszelf. Het weer was perfect, dus we hebben daar twee dagen geslapen.
Ook In de buurt van onze kampeerplaats liepen er kuddes yaks. Veel zijn er zwart, maar sommige zijn wit. Zijn deze kleine yakjes niet te droppig?
Het wordt zomer, dus dan worden de gers naar de zomerlocaties gebracht. We komen overal van deze vrachtwagentjes tegen beladen met ger en volledige huisraad onderweg naar de zomerlocatie.
Van Murray, de eigenaar van Fairfields Guesthouse in Tsetserleg, kregen we te horen dat een mooie route naar Mörön liep via de Khannui vallei. In die vallei liggen ruim 1700 zogenaamde ‘horse mounds’, stapels stenen met daarin een paardenschedel begraven volgens lokale tradities.
Daarnaast ligt in de Khannui vallei Jargalantyn Am, met zo’n 30 stuks een van de grootste verzameling zogenaamde ‘deerstones’ in de wereld. Deerstones zijn grafzerken uit de bronstijd waarin herten zijn uitgehakt. Men geloofde toen dat de ziel van een overledene op de rug van een hert naar de hemel ging. Onderaan de steen is soms een riem uitgehakt waaraan speren en bijlen hingen, nodig om goed in het hiernamaals te overleven.
In de Khannui vallei zitten we nog op het hoofdspoor van Tsetserleg naar Mörön. Dus dan zijn er nog bruggen over de rivieren, al zien die er niet altijd helemaal betrouwbaar meer uit.
Bij een andere plaats genaamd Tsetserleg ( er liggen er maar liefst 3 in deze regio), gaan we naar het westen af van het grote spoor richting Tömörbulag. En dan rijden we een vallei in met bomen! Die hebben we al een hele tijd niet meer gezien in deze getale! Heerlijk lunchen tussen de dennenbomen.
Het voorjaar is echt begonnen. Grasvelden staan vol met bloemen en kleuren hele valleien geel, paars of oranje.
We dachten dat we op de route zaten waar een ferry ons over een rivier zou kunnen brengen. Hmm, blijkbaar toch andere vallei. Hier geen ferry, en ook geen andere sporen door de rivier. Dan maar eerst erdoorheen lopen om te checken. Gelukkig staat de Chuluut rivier begin juni laag (70 cm) en is de bodem met stenen bedenkt, dus we kunnen er door heen rijden.
Aan de andere kant van de Chuluut rivier wacht ons een zeer mooie track door droge riviertjes, over bospaadjes en langs grasvelden. Aan de track en de verbijsterde gezichten van nomaden te zien is er al heel lang geen auto van deze kant gekomen.
We moeten vervolgens door de Ideriin rivier. Deze staat met zo’n 50 cm iets lager dan de Chuluut rivier. Na de doorwading vinden we een mooi kampeerplekje aan het water tussen wat bomen. Dat betekent ook hout en voor het eerst een kampvuur!
De volgende dag gaat het verder over de mooie track. Het landschap varieert hier enorm over korte afstand. Dat is best fijn na alle eindeloze valleien met grasheuvels.
De nationale sport in Mongolië is niet voetbal, maar basketbal. Zet je ergens je ger neer, dan plaats je er ook een basketbalkorf.
De hele vallei kleurt paars door de bloemen.
De volgende bestemming is het meer Khövsköl Nuur. We gaan naar de oostkant van het meer, omdat daar bijna niemand komt. Reden, de wat minder goede weg. Over 40 kilometer doen we ruim 2 uur. En dit is dus een grote handelsroute met Rusland. Niet voor bederfelijke of breekbare waar zullen we maar zeggen….
Maar we vinden een schitterende baai, helemaal alleen voor ons. Alleen een kudde paarden houdt ons overdag gezelschap. Het wordt hier flink koud ’s nachts, dus een kampvuur is echt nodig.
Uitzicht over de baai naar onze kampeerplek vanaf de overkant. Dat hele kleine witte stipje naast het bos is de KuipWagen.
Toch niet echt erg als je ’s ochtends wakker wordt met een dergelijk uitzicht.
Je moet even door het ijskoude water (begin juni lag er nog ijs in het meer), maar dan sta je wel weer droog.
IJskoud water is wel goed om je bier te koelen. Bier in Mongolië koop je in 2 liter petflessen, dus wel even doordrinken.
Met een biertje en een chipje in de zon aan de waterkant. Het leek wel of we vakantie hadden!
Net buiten Mörön ligt Uushiginn Uver, een verzameling van 14 deerstones. De meeste stenen zijn behoorlijk verweerd, behalve deze twee. Op de linkse kun je nog duidelijk de herten zien en de rechtse is bijzonder vanwege het gezicht dat er in is uitgehouwen. Aan de zijkant is zelfs een oor met oorringte zien (jaren 80 grootte zullen we maar zeggen…).
We nemen de noordelijke route westwaarts. Onderweg komen we langs mooie rotsformaties. En we worden blij van elke boom die we zien, die zijn namelijk een uitzondering in deze streken.
Het noorden van Mongolië blijkt ook woestijn. Dat betekent veel stof achterop de auto. Dus elke keer als we stoppen en de achterdeur willen openmaken, eerst met het vegertje aan de slag.
We kamperen in de noordelijkste zandduinen ter wereld, de Bööroög Delyin Els. Toen ’s avonds kamelen ons kwamen bekijken wisten we zeker dat we weer in een woestijn zaten.
Schapen en geiten op de weg, dat komt regelmatig voor. Het zand zal wel lekkerder liggen dan de vlakte eromheen en het is waarschijnlijk ook iets warmer. Afremmen dus en dan met een slakkengangetje op de kudde afrijden. Ze staan dan vanzelf op en rennen van de weg af. Je bent nog niet voorbij gereden of de beesten gaan weer snel terug op hun warme plekje.
We namen de noordelijke route, omdat die langs Uvs Nuur gaat. Dat is een groot zout water meer met een unieke omgeving, die een UNESCO werelderfgoed is. Wij rijden langs het meer en lopen naar de waterkant. Met de steentjes van het strand kun je goed ketsen over het water.
Omdat er veel muggen en andere bijtbeestjes bij Uvs Nuur zitten rijden we door naar Ulaangom, waar we een kampeerplek vinden tussen de bomen langs de Kharkhiraa rivier. Gezien de geur ook een favoriete hangplek van de lokale kuddes.
Na Ulaangom gaan we door naar het Khyargas meer, wederom een zout water meer. Het is prachtig diep blauw met contrasterende rode vetplantjes langs de rand. Jammer genoeg komen de plantjes met veel bijtbeestjes, maar we vinden uiteindelijk een steenstrandje om te kamperen zonder meteen als voederplek te dienen.
We rijden langs het Kyargas meer naar het zuiden en worden telkens op prachtige plaatjes van de kustlijn getrakteerd.
We rijden door naar het zuiden in de richting van Khovd. Onderweg komen we langs deze mooie rode rotsformaties in een ‘zee’ van groen gras met daartussen deze grafheuvels van een paar duizend jaar oud.
In de zomer zetten veel inwoners van de plaats Khovd een ger op net buiten de stad aan de Buyant rivier. Daar is het wat koeler door het water en de wind.
Vanuit Khovd gaan we naar het Tsambagarav Uul national park. De hoogste bergTsambagarav Uul is 4208 meter en heeft eeuwige sneeuw en gletsjers. Het landschap eromheen is als een woestijn, wat een aardig contrast geeft.
Om de gletsjer te kunnen zien, gaan we een steile pas omhoog. En deze track leidt ook naar een mooie waterval. De vallei staat vol met gerren van Kazakken (de dominante groep in het verre westen van Mongolië). Die komen later nog goed van pas….
Wij bij de waterval met op de achtergrond een gletsjer van de Tsambagarav Uul.
Op de terugweg naar de vallei reden we ons vast in de modder. De heenweg ging goed, dat was lichtjes bergaf. Nu lichtjes bergop, was de tweede modderkuil net iets te veel. De ultieme plek voor zoiets: bijna 3000m hoog op een plek waar geen nomaden met kuddes bleken te komen en een pas die te steil is voor de meeste auto’s dus geen kans op voorbijgangers. Na drie uur graven en stenen onder de wielen leggen zaten we nog steeds vast. Het begon avond te worden, dus we besloten het dak te openen en dan maar daar te slapen. We lagen wel een beetje scheef… Pluspunt, het uitzicht was schitterend, zeker in de ochtend. We waren om 5 uur wakker en na het ontbijt weer verder met graven en stenen onder de wielen leggen. Om 11 uur de laatste poging om los te komen, maar die mislukte. De auto zakte namelijk steeds dieper weg in de modder. Toen maar besloten om een sleepie te regelen in de vallei. Na 7 km lopen vonden we een Kazak met een Russische UAZ jeep die de pas op bleek te kunnen en ons heeft losgetrokken.
Dit was de boosdoener, let vooral op de prachtige kuil rechts. Daar past dus precies een achterwiel in die dan geen kant meer op gaat. We hebben wel een mooi stenen paadje achtergelaten voor een volgende ‘gelukkige’.
Na onze redder chips, een sleutelhanger met Nederlandse klompjes, een foto van hem voor zijn Jeep (eindelijk kwam onze polaroid printer goed van pas!) en wat geld te hebben gegeven zijn we doorgereden tot we dit kleine stroompje vonden. We waren doodop na het graven en een korte nacht, dus met een biertje even uitrusten in de zon was heerlijk.
De volgende dag door naar Bayan Ölgii. Het had blijkbaar flink geregend in de bergen die nacht. Deze rivierbedding, die normaal droog staat, stond nu vol met een snelstromende rivier. Te hoog en te hard stromend om met de auto er door heen te gaan. Op de garminkaart stond nog een weggetje, zo’n 5 km noordelijker. Dus die dan maar proberen. Bleek daar een mooie betonnen brug te zijn gebouwd over de rivier. En hij was ook nog open! Blijkbaar komen dit soort regens vaker voor.
Het laatste stuk van de weg was langs de Khovd rivier. Gelukkig geen rare moddervlaktes of rivier doorwadingen meer, maar wel mooie uitzichten over de rivier met het stadje op de achtergrond.
Na even bijtanken in Bayan Ölgii gaan we de Mongoolse Altai bergen in. We volgen de zuidoever van de Tsagaan rivier naar het westen. Een kilometer of 10 voorbij Tsengel rijden we langs deze deerstones met gezichten.
We volgen de Tsagaan rivier verder naar het westen op weg naar UNESCO rotstekeningen uit het pleistoceen en holoceen. Het wordt natter en natter en er komen meer riviertjes die we moeten oversteken. Op den duur komen we bij een moeras en een meertje en de weg loopt er recht door heen. Dat werd toch iets te veel, zeker gezien er niet veel verkeer was daar en onze ervaring van een week eerder. Dus helaas moesten we de rotstekeningen overslaan en zijn we via een ander spoor door de Altai bergen naar de Mogoit vallei gereden.
In de Mogoit vallei komen we eerst deze Kazak begraafplaats tegen. Er liggen oude graven, maar ook graven van vorig jaar. De mensen worden begraven binnen de muren onder stapels rotsen. Om sommige stapels zijn houten constructies gebouwd, zoals rechtsvoor op de foto.
In de Mogoit vallei staat ook deze balbal. Dat is een grafmonument uit de Turkic periode (6e-13e eeuw). Het bijzondere aan deze schijnt zijn snor te zijn.
Iets verder in de Mogoit vallei vinden we deze balbal, die een kleed om heeft en een drankflacon aan zijn riem heeft hangen.
We komen bij het Altai Tavan Bogd national park aan bij het Khurgan meer. Hier staat een grote Kazak begraafplaats, waarbij nagenoeg alle graven met een houten constructie zijn bedekt. De grootste zijn voor families, de kleine voor een persoonsgraven. Ook deze begraafplaats wordt nog gebruikt. We zijn blij dat we hier zijn. Eindelijk een weg waar meer auto’s rijden. Dat was een opluchting na de hele dag door de Altai bergen te zijn gereden in de stromende regen, waardoor alles in een modderbende veranderde. We zagen geen andere autosporen, dus daar vast komen te staan zou niet echt prettig zijn geweest.
We rijden door naar het Khoton meer en kamperen aan de zuidkant ervan. Omdat dit meer bijna op de grens met China ligt, moet je een militaire permit halen in Bayan Ölgii. Die hebben we en na controle bij de brug tussen het Khurgan meer en het Khoton meer mochten we verder. Het is een schitterend meer, met de besneeuwde bergen die op de grens met China liggen op de achtergrond. We kamperen maar een nacht hier omdat het weer slecht blijft en we niet weten hoe de weg terug naar Bayan Ölgii is. Later blijkt dat die weinig modder heeft, maar wel heel veel rotsen. Dus met gemiddeld zo’n 25 km per uur komen we goed in Bayan Ölgii terug.
Did you like this article? Share it with your friends!