Vanuit Maleisië gaan we de grens over, het zuiden van Thailand in. Hier zijn de meeste stranden en mooiste duikplekken waar dan ook rustig de tijd voor hebben genomen. Daarna verder naar het noorden, vol met tempels en natuurparken.
Vlak over de grens met Maleisië zijn we een dagje dugongs (zeekoeien) gaan spotten in Ko Libong. Ze zijn veel moeilijker te vinden dan walvissen. In een paar uur driften over de zeegraskanalen waar ze eten hebben we er 4 (deels) gezien.
Zandbanken bij Ko Libong.
In Ko LIbong zien we voor het eerst de borden van de tsunami evacuatieroutes. Die staan overal langs de kust.
In Ko Lanta zijn we gaan duiken. Boven water zie je niet meer dan dit midden op zee, maar Hin Daeng is een van de beste duikplekken ter wereld.
De prachtige koraalpieken zijn een wasstraat voor manta´s.
We hadden geluk, de manta´s zijn er lang niet altijd en hier twee tegelijk.
De twee meest linkse duikers (met sokken) zijn wij.
Een betere plek voor een nieuwjaarswensfoto dan het strand van Ko Lanta is er niet.
Op weg naar de westkust hebben we een dagje in Phang-Nga gerelaxed in het Manora Forest Park. Weer waterpret, maar nu zoet water met alleen wat kleine vissen die aan je voeten knibbelen.
Met oud en nieuw hebben we een 5-daagse liveaboard duiktrip gemaakt met Wicked Diving. Een goed begin van het nieuwe jaar! De duiken zijn rond de Similan en Surin eilanden, met ook genoeg moois boven water om van te genieten.
Onder water kwamen we deze Banded Sea Snake tegen. Wij waren aan het worstelen met heftige stroming (het was een duik in de open oceaan) maar daar leek hij geen last van te hebben.
Heel bijzonder was dat we op bijna elke duik een octopus zagen. En ook een paar die niet verlegen waren maar een hele show opvoerden van kleur en vorm veranderingen.
Na het duiken was het weer eens tijd voor papierwerk. De KuipWagen mocht maar een maand in Thailand blijven. Dus een de-tour van 2 dagen naar het douanekantoor in Phuket om te verlengen. De wachttijd gebruikt om The Big Buddha te bekijken, de naam zegt alles…..
We gaan weg van het strand, op weg naar het noorden. De eerste stop is Khao Sok National Park waar we een dag gewandeld hebben. De paden zijn goed aangegeven met pijltjes op cruciale punten, maar door het klauteren tussen boomwortels voelt het niet als een ANWB wandelroute.
Na al het geklauter in de hitte zijn er gelukkig weer watervallen om af te koelen.
En bij terugkomst in ons luxe hotel bleef het waterval thema met deze buitenbadkamer in de jungle. Je moet alleen wel het WC papier in de kamer houden. De apen blijken het leuk te vinden om daar mee te spelen…
Vergeleken met de Thai hebben wij helemaal niet zo veel bij ons.
Straatbeeld in een Thais stadje. Meestal ligt er meer dan genoeg asfalt.
Na 2 dagen rijden langs het smalste stukje van Thailand zijn we in Kanchanaburi. Bekender dan de stad is deze brug, “The bridge over the river Kwai”. In de stad zijn verschillende musea en een oorlogsbegraafplaats waren ook veel Nederlandse slachtoffers van de Burma spoorlijn liggen.
Ten noorden van Kanchanaburi is een deel van de voormalige spoorlijn toegankelijk gemaakt. Hier hebben we 2.5km over het spoorbed gewandeld.
Het monument is bij Hellfire Pass, dit is grotendeels met de hand uit de rotsen gehakt ten koste van vele levens. Die geschiedenis is een bizar contrast met de schoonheid en rust van de plek.
Na al het asfalt hebben we eindelijk een onverharde weg gevonden bij de grens met Burma. Lekker langzaam door landbouwgebied hobbelen.
Uitgekomen bij het Si Nakharin park naar deze ansichtkaart van een waterval gelopen.
Bij de hoogste trap van de waterval stopte het pad met deze overpeinzing.
Tempeltijd! Ayutthaya is de voormalige hoofdstad van het Siam rijk. Het staat vol met de ruïnes van tempels. Deze Wat Chai Wattanaram is in Khmer stijl.
De Wat Phra Mahathat staat vol met onthoofde en ontarmde boeddha’s. De beelden zijn van baksteen met stucco en niet echt bestand tegen de tand des tijds.
Bij Wat Phra Si Sanphet voor de chedis (of stupas) staan nog de kolommen van een tempelgebouw.
De Wat Na Phra Meru is nog steeds in gebruik en geeft een beeld van hoe de ruïnes er vroeger uit hebben gezien. De kolommen bij de andere ruïnes waren eens deel van zo’n tempelgebouw.
In Ayutthaya is ook een olifantenkraal waar ’s avonds de olifanten heen gaan. De Aziatische olifant mag dan kleiner zijn dan de Afrikaanse, maar ze zijn nog steeds groter dan de KuipWagen.
We hebben een kleine omweg gemaakt naar het Huay Kha Khaeng Wildlife Sanctuary, voor onze UNESCO aftiklijst. Hier zijn nog wilde olifanten maar daar hebben we alleen de sporen van gezien.
Dit Zwijnshert liet zich wel zien, ook een grote jongen.
En Lierherten, die meer het formaat van een ree hebben.
Sukhothai is ook een oude hoofdstad vol met ruïnes van tempels. Van sommigen is niet veel meer over dan een herstelde boeddha en het pad omhoog, zoals bij de Wat Saphan Hin buiten de oude stadsmuren.
Bij een andere Wat hebben ze de olifanten hersteld, wat toch een beter beeld geeft dan de tapir-achtige brokstukken bij andere tempels.
Bij veel van de ruïne tempels zijn kleine altaartjes met een bijzondere verzameling aan beeldjes. Blijkbaar hebben dinosauriërs ook iets met boeddha?
Bij de Wat Si Chum hebben ze de boeddha hersteld, inclusief de vingers in “bone-less Sukothai style” en aardig aan de maat gegeven de rest van het beeld. Door de omlijsting met muren zie je in eerste instantie maar een smalle strook van het beeld. Pas bij het betreden van het binnenste van de tempel ervaar je de hele boeddha.
Van de Wat Trapang Ngoen staat nog redelijk veel waardoor je gevoel krijgt van de grootte en complexiteit de de tempels. Overal waar je kijkt zijn boeddha’s en resten van stucco versiering.
Het weekend dat we in Sukhothai waren was ook een festival ter ere van koning Ramkhamhaeng de Grote, die onder ander als wapenfeit heeft dat hij het Thaise schrift bedacht heeft. Een groot festival met optochten, shows, markt en eetkraampjes tussen de ruïnes die daardoor weer wat tot leven lijken te komen.
Omdat het festival was mocht je nu ´s avonds ook de verlichte ruïnes in. Een totaal andere ervaring dan overdag.
De verlichtte Wat Mahathat met de volle maan als extraatje.
En als je klaar bent met je altaar (of als hij het niet goed doet?) dan dump je hem ergens langs de weg. Regelmatig zie je zo een verzameling afdankertjes langs de weg liggen.
Ten noorden van Sukhothai ligt nog een historisch park, Si Satchanalai – Chaliang, ook onderdeel van de Sukhothai UNESCO site, waar het veel minder druk is. Hier zijn we met de auto in gegaan, dus kon de KuipWagen voor Wat Chang Lom poseren.
Bij de Wat Phra Si Ratana Mahathat stond de toren in Khmer stijl nog overeind en was er ook nog wat over van de stucco versieringen boven de poort.
De volgende stop is Lampang, een rustig provincie stadje 100km ten zuiden van Chiang Mai. Het oude centrum staat vol met prachtig bewerkte houten huizen in Lanna architectuur.
Maar wij kwamen vooral hiervoor, het Riverside Guesthouse. Een heerlijke plek om even niets te doen na al het sightseeing van de afgelopen weken.
Ook even de tijd om wat onderhoud aan de auto te doen. Van binnen hebben we hem zelf schoongemaakt, de buitenkant bij de Thaise car wash. Hier gaat de auto op een helling zodat ze hem ook aan de onderkant helemaal schoon kunnen spuiten.
Waarschijnlijk was de KuipWagen wat te hoog want het dak was niet gedaan. Dus zelf nog maar even een lapje over de zonnepanelen gehaald, dan kunnen die hun werk ook weer goed doen.
Maar de rest van de auto was wel weer helemaal bright and shiny. Let vooral op de band, de hoeken van de bumper en de sleepogen. Allemaal glanzend zwart gemaakt!
De laatste dag in Lampang nog wat tempels in de stad bekeken. Een heel andere stijl dan eerdere tempels, met veel teak houtsnijwerk.
Bij boeddha kan je volautomatisch je geluksgetal trekken (na inworp van 5 baht). Wij trokken nummer 1, met een tekst die nog het meest deed denken aan de algemene horoscoop in een krant.
Bij het Thai Elephant Conservation Center de bedreigde Aziatische olifant te helpen. De inkomsten van olifantan voeren, rijden en een show gaan naar een gratis olifantenziekenhuis en fokprogramma. Dit kleintje mocht alleen nog geen vast eten, al probeerde hij het wel uit de bek van zijn moeder te vissen.
Reizen anno 2014. We hebben onze verzameling gadgets uitgebreid met een Thaise Garmin Nuvi om wat makkelijker door Cambodja en Laos te komen (Sygic op onze smartphone heeft geen kaarten voor die landen).
Tham Lod (een grote grot vlak bij de Birmese grens) is een van de plekken waar nog doodskisten liggen van teakhout die zo´n 1700 jaar oud zijn. Ze zijn van een beschaving van voor de komst van de Thai waar vrijwel niets van bekend is.
De grote attractie van Tham Lod zijn de half miljoen zwaluwen die rond de schemering de grot invliegen om te slapen. Op het hoogtepunt is het letterlijk zwart van de zwaluwen en wordt het gefluit oorverdovend.
Vanuit de Cave Lodge worden trips naar niet ontwikkelde grotten georganiseerd. Dat werd dus een dag hiken van grot naar grot en dan ondergronds klauteren over rotsen en door nauwe doorgangen. In de watervalgrot kruip je op je buik door een riviertje dat bij een ondergrondse waterval van 30 meter uitkomt.
Het hiken tussen de grotten was door een prachtig landschap. Alleen jammer dat die heuvels zo steil zijn……
Naast grotten en prachtige landschap zijn er ook dorpen van allerlei verschillende stammen die ook qua architectuur van elkaar verschillen. DIt is een Red Lahu dorp met vooral geweven bamboe als huismuren.
Niet alleen de kippen maar ook de varkens lopen los. Deze krabt zich achter de oren als we langs rijden.
Volgens onze nieuwe Garmin is dit dus echt de weg terug naar de Cave Lodge. Zelfs de 4WD moest even aan dus leuk rijden!
De weg ging over bergruggen dus prachtig uitzicht.
Na alle grotten werd het weer tijd voor wat cultuur. De Wat Jong Klang in Mae Hong Son is in Birmese stijl. Vooral de getrapte groene daken afgewerkt met bewerkte tinnen strips geven een heel ander beeld dan de andere tempels in Thailand.
In het bijbehorende museum deze inspirerende tekst en bijbehorend groen mannetje in de vitrine. Niets meer aan toe te voegen…..
Op weg naar het zuiden komen we bijna in Birma, de weg loopt hier parallel met de grensrivier. Met de KuipWagen gaan we Birma niet in. De Birmese overheid is niet happig op onafhankelijke reizigers. Daarnaast zijn de grensgebieden in het noorden van Thailand betwist gebied waar Shan en Karen minderheden onafhankelijke staten hebben uitgeroepen. In verband met de gevechten met het Birmese leger zijn alle controleposten langs deze weg serieus bewapend en versterkt met zandzakken. Maar wij worden steeds allervriendelijkst doorgezwaaid.
Duizenden Birmese mensen zitten stateloos vast in vluchtelingenkampen langs de grens. Dit is Mae La voor Karen vluchtelingen, de weg loopt hier direct langs het kamp. Op het eerste oog een fotogeniek dorp met de typerende bamboe huizen. Maar het prikkeldraad, de militaire wachtposten en de enorme dichtheid van de bebouwing verraden dat het een kamp en geen gewoon dorp is.
We nemen highway 1175 richting Kamphaeng Phet. Het was alleen wat minder highway dan verwacht. Hele stukken stapvoets tussen potholes door laveren. Maar daar wordt aan gewerkt. De weg was niet afgezet, tenminste niet dat wij konden lezen. Dus hier moesten we even dwars door de losse ondergrond om uit de weg van de machines te blijven.
De ruïnes bij Kamphaeng Phet zijn onderdeel van het Ayuthaya UNESCO erfgoed. Bij de Wat Phra Kaeo zijn de drie boeddha´s nog in verrassend goede staat.
Bij de Lak Meuang Shrine liepen we tegen een voor ons wat verrassend gebruik van varkenskoppen aan. Het zal vast veel geluk brengen.
De ruïnes bij Kamphang Phet liggen redelijk ver uit elkaar dus hebben we fietsen gehuurd. Hier bij de oude stadsmuur doet die van Coen het nog, wat later was de fietspret over met een klapband. Die kon zelfs de bewaker bij het museum niet plakken, al had hij het graag gedaan.
De volgende stop was Lopburi, bekend om de apen die het gebied rond de Prang Sam Yot geclaimd hebben. Locals lopen met katapulten om zich de apen van het lijf te houden. Toeristen daarentegen kopen zakken met voer en worden dan besprongen door apen.
De straten rondom de ruïne zijn ook het domein de van apen.
Vlak bij het Khao Yai park konden we de KuipWagen veilig onder het toeziend oog van boeddha parkeren.
Het Khao Yai park heeft een enorme variatie aan landschappen, van dichte jungle tot open stukken die aan de Veluwe doen denken. Maar dan ´iets´ warmer….
Na heel lang turen naar struikgewas vol krakende geluiden kwam dit olifantje te voorschijn. Later gevolgd door de rest van de kudde. Ongelofelijk hoe snel een olifant van een paar ton kan verdwijnen in de jungle. Op een paar meter afstand zie je niets van ze.
Een andere bekende bewoner van het park is de White Handed gibbon. We werden elke ochtend wakker met hun gezang op de achtergrond.
Zoals het een goed Thai´s park betaamt heeft Khao Yai ook een aantal watervallen. Dit is de bekendste, omdat hij in de film `The Beach´ figureert.
We hadden geluk dat het mannetje van een Great Hornbill net bij het nest in de holte van een boom aankwam om het broedende vrouwtje van eten te voorzien. Het beest is 1.7m van kop tot staart en je hoort het suizen van de vleugels als hij aan komt vliegen.
Deze green viper hadden wij totaal gemist als we geen gids gehad hadden. Hij hing net boven ons hoofd in een boom te chillen.
Net buiten het park voeren miljoenen wrinkled lip vleermuizen elke zonsondergang een prachtige show op als ze achter elkaar uit een grot op de berg komen om op jacht te gaan. Ze worden belaagd door arenden die al ruim voor de schemering rond de berg cirkelen.
Bij de Wat Pra Non waren ze eerst verbaasd over en toen vereerd met twee ´farang´ die hun boeddha kwamen bekijken. Dit rode zandstenen beeld stamt uit de 7e eeuw en is niet voorzien van de witte stuc zoals andere beelden.
In Ban Prasat zijn opgravingen van een prehistorische cultuur toegankelijk gemaakt voor toeristen om de lokale economie te steunen (het noordoosten is het armste deel van Thailand). De skeletten zijn ongeveer drie duizend jaar oud, voorzien van armbanden en omringd door aardewerken potten.
Phimai is een oude Khmer stad. Hier begint onze `Angkor route´. Het plans is om vanaf hier ruïnes langs een oude verbindingsroute van het Khmer rijk volgen naar Angkor Wat in Cambodja. De tempel in Phimai, 100 jaar ouder dan Angkor, is gerestaureerd en geeft ons het eerste echte idee van een Khmer tempel.
Doorkijkje van de centrale Prang van wit zandsteen. Een mooi contrast met de omringende rode zandstenen gebouwen en secundaire tempels.
Dit is dus geen bos, maar de oudste (350+ jaar) en grootste Banyan boom van Thailand.
We zitten midden in tijd van de suikerrietoogst. Het riet wordt met allerlei voertuigen van pick-ups tot zeer grote trucks, van nieuw tot zeer oud naar de fabriek vervoerd. Deze tussenmaat is onze favoriet. Een chassis met een kleine motor voorop, een stoel erachter en dan aftimmeren met hout. En dan mooi beschilderen. Snel gaat het niet, maar je komt er wel.
De reliëfs in Phanom Rung zijn nog in zeer goede staat. Deze tempels zijn in eerste instantie als hindoeïstisch gebouwd en later omgebouwd tot een combi van hindoeïsme, boeddhisme en animisme. Hier ligt Vishnu op een Naga (mythische slang). Er groeit een lotusbloem uit zijn navel waarop Brahma zit. Rechts zit Kala aan zijn voeteinde.
Prasat Meuang Tam is ook schitterend gerestaureerd. Om deze Khmer tempel liggen vier vijvers gebruikt bij rituelen, op elke hoek van de tempel een.
Op de grens met Cambodja (de trap aan de achterkant van de tempel gaat rechtstreeks Cambodja in) ligt de Khmer ruïne Prasat Ta Meuan Thom. Er zitten dan ook zo’n 10 Thaise militairen tussen de ruïne om de grens te bewaken. Deze tempel hebben ze alleen gerestaureerd door de blokken op de juiste plaats te stapelen. Verder hebben ze geen extra restauratie gedaan, zoals bij vele anderen. Dat geeft een mooi beeld van hoe ze de stenen van ruïnes normaal vinden. Het is echt een 3D puzzel om alles op z’n plek te krijgen!
Het voormalige hoofd van de tempel Lan Khuat (ook wel ‘Million Bottle Temple’) leek het een leuk idee om zijn tempel helemaal met lege flessen en de dopjes te bekleden. Het voordeel is dat je de tempel dan niet hoeft te verven. In alle vloeren, muren en daken zitten flessen en dopjes ingemetseld.
Door heel veel dezelfde flessen bij elkaar te zetten en deze af te wisselen met andere flessen met een andere kleur krijg je mooie patronen.
Niet alleen Nederland is een chips land, in Thailand heb je nog meer keuze. Dit zijn de schappen met de lokale chips soorten, daarnaast zijn er nog net zo veel schappen met westerse chips.
Je kunt ook sterke drank kopen in de supermarkt. Op zich niet raar, alleen de tijden waarop je dat mag kopen zijn wel bijzonder. En let dan ook op de uitzondering daarop!
In Pha Taem National Park hebben mensen zo’n 3000 jaar geleden tekeningen gemaakt op de kliffen die boven de Mekong uit steken. Ze tekenden dieren uit hun omgeving, zoals olifanten, honden, vissen en schildpadden, en ook handafdrukken en geometrische figuren. Er zijn 4 groepen tekeningen bewaard gebleven, en deze groep 2 is bijna 200 meter lang.
In groep 4 is deze persoon getekend. Wetenschappers zijn er niet uit of dit nu een vrouw of een man is.
In het Pha Taem national park heb je ook van deze paddenstoelvormige rotsen. Deze bestaan ui een laag zandsteen van 150 miljoen jaar oud (de stam van de paddenstoel) en een laag van 90 miljoen jaar oud (de hoed van de paddenstoel). Door erosie krijg je deze vormen.
Er monden veel rivieren uit in de Mekong, ook in het Pha Taem National Park. En die moeten dan van de hoge klif in Thailand naar de Mekong via watervallen. Dit is de Sang Chan waterval, waar het water door een gat in de rotsen valt. Alleen is het in maart droge tijd, dus er valt niet heel veel water. Het is trouwens wel heel lekker koel water, dus even met je hoofd onder de waterval is heerlijk.
Na het verkennen van zuid Laos en het in de wacht slepen van ons visum voor Mongolië in Vientiane zijn we weer even in Thailand. Eerste stop is het Phu Wiang National Park. Hier zijn dinosauriër resten gevonden die je deels in een modern museum kan zien. Spectaculairder zijn de resten die nog in de rotsen zitten. Dit zijn de botten van een voorloper van de Tyrannosaurus Rex.
Ban Chiang was de laatste UNESCO site in Thailand die we nog ´moesten´ doen. Dit is de opgraving van een prehistorische begraafplaats, de oudste resten stammen van 5500 jaar geleden. Gebroken potten werden gebruikt om de doden mee te bedekken. Het is de belangrijkste prehistorische opgraving in Zuidoost Azië omdat het laat zien dat 3500 BC er al hoogstaande aardewerk werd gemaakt en 2000 BC al metaal werd bewerkt, terwijl tot dan toe gedacht werd dat er in deze regio niets gebeurde.
In Phu Phrabat Historical Park zijn paddenstoelachtige rotsformaties die al sinds de oudheid mensen trekken. Op sommige beschutte stukken zijn nog prehistorische rotstekeningen van zo’n 3000 jaar oud, zoals deze groep mensen.
Vanaf de 9e eeuw tijdens de Khmer en Mon koninkrijken werden de rotsformaties in Phu Phrabat Historical park gebruikt als boeddhistische tempels en meditatieplekken. De acht stenen die er omheen gezet zijn markeren het heilige deel.
Bij Nong Khai is het Sala Kaew Sculpture Park, vergelijkbaar met het boeddha park bij Vientiane en gesticht door dezelfde priester. Hij is in 1975 tijdens de communistische revolutie in Laos de Mekong over gevlucht en een nieuw park begonnen in Thailand. Het is grootser dan de versie in Laos en er wordt nog steeds bij gebouwd.
Detail van een van de beelden, een zee van honden rond een olifant. Helaas stonden er alleen borden in het Thai dus wij moesten onze fantasie maar de vrije loop laten.
Ondertussen wordt het steeds heter, het einde van de droge tijd nadert. Bij gebrek aan airco loopt de temperatuur in de auto op, soms tot boven de 40 graden. Dan is een koud handdoekje in de nek wel lekker om de concentratie vast te houden. Gelukkig hebben we wel een koelkast!
Onze laatste nacht in Thailand is in Nong Khai, vlak bij de Friendship Bridge naar Laos. Daar kan je dus mooi de zon in de Mekong zien zinken.
Did you like this article? Share it with your friends!